Wetenschappelijke betekenis |  | De hoeveelheid calcium bij een volwassene bedraagt ongeveer 1 kg (ongeveer 2 % van het lichaamsgewicht). Hiervan is 99% aanwezig als hydroxy-apatiet in de beenderen. Het overige calcium is verdeeld over de weefsels en het extracellulair vocht.
Calciumionen beïnvloeden de contractiliteit van het hart en de skeletspieren en spelen een essentiële rol in de werking van het zenuwstelsel. Bovendien komt calcium tussen in de bloedstolling, enzymactivatie, botmineralisatie en behoud van de membraanintegriteit en -permeabiliteit.
De calciumhomeostase wordt geregeld door het parathormoon (PTH), vitamine D en calcitonine. Een toename van PTH of Vitamine D gaat vaak gepaard met hypercalcemie. Hoge calcium waarden kunnen ook voorkomen bij multiple myeloom of andere neoplastische aandoeningen.
Hypocalcemie wordt onder andere vastgesteld bij hypoparathyroïdie, gebrekkige vitamine D synthese, steatorrhoea, nierinsufficiëntie en pancreatitis.
De belangrijkste betekenis van de bepaling van calcium in de urine ligt in de differentiatie tussen hypercalcurie en hypocalcurie en de differentiële diagnose van nefrolithiase. |