Wetenschappelijke betekenis | | aPL-antifosfolipiden zijn auto-antistoffen die geïnduceerd worden door anionische complexen van fosfolipiden en de celmembraan. De fosfolipiden zijn afkomstig van door peroxydatie aangetaste cellen. Deze fosfolipide-eiwitcomplexen induceren bij bepaalde personen de formatie van van aPL-immunoglobulines, waarbij de anti-β2-GPI-anticardiolipines domineren. Sommige aPL-antistofen inhiberen de binding van coagulatiefactoren aan de thromboplastines die gebruikt worden als reagens. Dat veroorzaakt een verlenging van de coagulatietijd. Deze aPL’s worden lupus anticoagulans (LA) genoemd.
In vele gevallen berust het LA op een toevallige ontdekking in het laboratorium,alhoewel het dikwijls gezien wordt bij enkele gevallen met een zekere klinische complicatie nl. het Antifosfolipiden syndroom :
*Tromboses : Lupus anticogulans is een groep stollingsfactoren die
vaak (paradoxaal, zie “anticogulans”) geassociëerd wordt met
verhoogde veneuze en/of arteriële thrombosen met of zonder
auto-immuunaandoening·
* recidiverende abortus
* myocardinfarct (primair antifosfolipidensyndroom)
* thrombocytopenie .
Lupus Anticoagulans komt echter ook onafhankelijk van Lupus of andere systeemziekten voor, zo o.a
* bij een deel van de gezonde bevolking zonder prognostische
betekenis.
* Lymfoproliferatieve ziekten
* Infecties : bacterieel, viraal, protozoa
* Sommige drugs
Een positieve LA test dient na een interval van 12 weken herhaald te worden om transiëntie uit te sluiten.
VKA antagonisten kunnen vals positieve en vals negatieve resultaten geven.
DOAC kan vals positieve resultaten geven
|