Wetenschappelijke betekenis | | Serumcholinesterase (pseudocholinesterase, cholinesterase II, acylcholine acylhydrolase) komt voor in de lever, pancreas, hart, serum en in de witte materie van de hersenen.
Het 'echte' acetylcholinesterase, waar ook naar verwezen wordt als cholinesterase I of acetylcholinesterase, komt voor in RBC, longen, zenuwuiteinden en grijze hersencellen.
De biologische functie van serumcholinesterase is onbekend. Klinisch dient het als een indicator van een mogelijke vergiftiging met insecticide en het wordt gemeten als een index van de leverfunctie.
Preoperatieve screening van cholinesterase wordt gebruikt voor de opsporing van patiënten met atypische vormen van enzymen om zodoende een verlengde apnoe te vermijden, veroorzaakt door een trage eliminatie van spierontspanners.
De dosering van zowel de totale cholinesterase activiteit in het serum als de bepaling van het dibucaïnegetal spelen een rol in de karakterisering van genetische cholinesterase varianten.
Het dibucaïnegetal is een maat voor de procentuele inhibitie van de enzymactiviteit in aanwezigheid van een standaardconcentratie van dibucaïne.
Verlaagde cholinesterase activiteit worden aangetroffen bij intoxicatie met organofosforverbindingen en bij hepatitis, cirrose, myocardinfarct, acute infecties en atypische fenotypes van het enzym. |