Wetenschappelijke betekenis | | Het EBV is de voornaamste veroorzaker van infectious mononucleosis (IM). De symptomen van IM zijn koorts, lymfeklierzwelling, keelpijn, hoofdpijn en misselijkheid. Bij kinderen verloopt een primaire EBV infectie meestal zonder symptomen. Wanneer er zich een primaire infectie van EBV voordoet bij volwassenen of jong volwassenen, zullen tot 50% van de patiënten symptomen vertonen. Gedurende een acute primaire EBV infectie verschijnen antistoffen tegen VCA, daarna tegen het EA en tenslotte tegen het membraan antigeen. Antistoffen tegen nucleaire antigenen (EBNA) komen zelden voor in de acute fase, maar gaan geleidelijk aan stijgen en blijven voor de rest van het leven.
Bij aanvang van de symptomen bij patiënten met een primaire EBV infectie worden zowel de IgG en IgM antistoffen gedetecteerd. VCA IgM antistoffen verschijnen eerst. Ze zijn detecteerbaar vanaf 2 tot 4 weken na het begin van de primaire infectie en verdwijnen binnen de 2 tot 3 maanden. De VCA IgG antistoffen blijven stijgen, nemen daarna af en blijven in kleine hoeveelheid voor de rest van het leven aanwezig.
In de nieuwe methode van EBV diagnostiek op de Liaison XL worden EBV IgM en EBV VCA IgG in 1ste lijn bepaald. De EBV EBNA IgG kan in 2de lijn als aanvullende diagnostiek worden uitgevoerd om een betere discriminatie te bekomen tussen de verschillende fasen van EBV infectie. |